Achter het script: lees wat Emily denkt in scene 48 van aflevering 2 Ik heb altijd geleefd met een gemis wat niet het mijne was. Een gemis dat mijn ouders hun hele leven met zich meedroegen en mij vormde. Het maakte mij tot wie ik ben.
Zolang ik me kan herinneren heb ik de neiging om alles van de positieve kant te bekijken. Wat een klein wonder is, want vier maanden nadat mijn zusje overleed, zat ik in de buik van mijn rouwende moeder. Ik moet via de navelstreng dus een geweldige dosis van het stresshormoon cortisol binnen hebben gekregen. Maar de depressies (of ADHD) die dat op latere leeftijd op had moeten leveren, zijn uitgebleven. Wel heeft de dood van mijn zusje een groot effect op mij gehad. Dat ik assertief en extravert ben, is misschien wel uit noodzaak geboren. Als puber schreef ik ooit een opstel over hoe lastig het is om een dood zusje te hebben dat nooit iets fout had gedaan en waar dus ook niet tegen op te concurreren viel. Alsof het een wedstrijd om aandacht was die ik nooit kon winnen, zo voelde het soms. Als mijn moeder schilderde, kon ik hoog en laag springen, maar dan was ze mentaal verdwenen. Dan was ze geestelijk net zo ver weg als een probleem tiener met een game-verslaving. Pas nu begrijp ik dat mijn moeder zich zo kon verliezen in haar kunst omdat het voor haar ook een manier was om even alles te vergeten. Door te schilderen kon ze in een staat van ‘zijn’ terecht komen; zonder verleden, zonder toekomst, zonder verantwoordelijkheid. Ik schrijf, wandel of mediteer. Mijn moeder schilderde. De kans is groot dat ook mijn positieve kijk op het leven gewoon een overlevingsmechanisme is. Bewust en onbewust deed ik enorm mijn best om mijn ouders gelukkig te maken. Nogal een opgave voor een klein meisje. Dat het soms zwaar op mijn schouders drukte, stopte ik weg onder een dikke laag voordelen. Want die zijn er ook echt. Ik heb altijd een enorme urgentie gevoelt om alles uit het leven te halen. Om van de tijd die we hier hebben te genieten. Dus is het glas bij mij tot vervelends toe half vol en ben ik van nature vrolijk. Of is dat dan dus niet van nature? Dat mijn opbeurende houding en oplossingsgerichtheid soms ook behoorlijk irritant kunnen zijn, begin ik eindelijk een beetje door te krijgen. Hè, hè, dat werd tijd, zullen sommige mensen die me kennen nu denken. Dat het ook best zwaar is om vanaf je eerste stapjes met de eindigheid van het leven geconfronteerd te worden, werd me eigenlijk pas goed duidelijk toen mijn jongere zus onlangs een boek aan me gaf. ‘Lees maar,’ zei ze. ‘Je begrijpt wel waarom ik dit voor je moest kopen.’ En daar stond ie. De zin die ook mij naar de strot greep: Ik had dit altijd al gevoeld. Het was een oud verdriet zonder tranen. Het hing als behangpapier in alle kamers van ons huis. Als puber beplakte ik alle wanden van mijn kamer hermetisch met posters van films en filmsterren (er was geen kale muur meer te zien) maar dat verdriet kon ik niet weg plakken. Nu ik zelf moeder ben, begrijp ik dat mijn ouders haar niet los konden laten. Ik vind het überhaupt ongelooflijk én bewonderenswaardig dat ze de kracht hadden om door te gaan. Maar mijn vader zegt altijd: ‘liever de liefde en het verdriet, dan de liefde niet gekend te hebben.’ Dus kreeg ik met de paplepel ingegoten hoe belangrijk het is om niet te vergeten. En om dat wat moeilijk en zwaar is bespreekbaar te maken. Juist het benoemen geeft ruimte voor vrolijkheid. En dat zit ook weer in Halverwege. Als kind hadden mijn jongste zus en ik feilloos door dat we hiermee bij mijn ouders konden scoren. Dat hun verdriet meedragen werd gewaardeerd. Dus maakten we op haar sterfdag haar grafje mooi en versierden we op haar geboortedag zelfgemaakte gedenksteentjes. Door op te groeien met dat besef van eindigheid, heb ik het leven nooit vanzelfsprekend gevonden. En daar ben ik ook dankbaar voor. Een paar jaar geleden, mijn moeder was al dood, vond mijn vader een door haar geschreven briefje. Erop stond: Wat is de zin van het leven? Het er zijn voor elkaar, aanwezig zijn, liefde. De kwaliteit van het leven ligt niet in de duur, noch in het nut, maar in het er zijn voor elkaar, in de liefde. Om dat te onderstrepen schilder ik. Om dat te onderstrepen schrijf ik. Leef! Heb lief! Achter het script: lees wat Emily denkt in scene 27 van aflevering 2 ‘Waarom zei ik in vredesnaam ja? Hoe kan ik nou ontspannen met zo’n snoeshaan tussen mijn benen? Wat denk ik hiermee te bereiken? Dat de dokter me aardig vindt? Waarom hield ik niet gewoon voet bij stuk? Op de korte termijn geeft toezeggen misschien wat minder spanning dan nee zeggen. Hoewel... Moet je kijken hoe ik erbij lig! Nu ik er over nadenk levert ‘ja’ zeggen net zo goed spanning op.
En in ieder geval inspanning. Hoe vaak krijg ik niet een verzoekje van een vriend(in) om eventjes naar een tekstje te kijken? ‘Want jij kan zo goed schrijven...’ Als ze eens wisten hoeveel tijd dat me kost... Ik ben nu eenmaal een perfectionist, wil het graag goed doen. Dus ik ben zo een paar uur met zo’n verzoekje bezig, terwijl ik eigenlijk aan mijn eigen projecten had willen werken. En wat bezielde me indertijd om ‘ja’ te zeggen om de kleutersportdag van Remy te begeleiden terwijl mijn moeder op sterven lag? Dat was echt een recept voor ellende. Stond ik daar de hele middag in de W.C. van een snikhete gymzaal als een plasgeitenbreier de billen af te vegen van een bende gillende kleuters. En Remy intussen maar huilen. Alsof al mijn pijn en ontreddering via hem naar buiten stroomde. Dat was wel een dieptepunt. Hoe komt het toch dat de meeste mensen om mij heen wél makkelijk nee kunnen zeggen? Sterker nog, het lijkt haast wel een nieuw ideaal: kijk eens hoe goed ik op mijn eigen benen sta, hoe onafhankelijk ik ben, ik hoef lekker helemaal niet aardig gevonden te worden! Ik snap dat niet zo goed. Het voelt toch fijn om iets voor een ander te doen? Ik las laatst iets over ‘helpaholics’. Die proberen met hun behulpzaamheid hun ‘kunstmatige eigenwaarde op peil te houden’ en hebben ‘een sterke behoefte om nodig en onmisbaar te zijn’. Help! dacht ik toen het tot me doordrong. Dat ben ik! Ergens niet zo vreemd, want ‘naastenliefde’ werd me met de paplepel ingegoten. Vooral mijn moeder had de neiging om haar wensen en gevoelens volledig op zij te zetten en over haar grenzen heen te gaan voor anderen. Een goede vriendin van me is al een aantal jaar met een offensief bezig om ‘nee’ te leren zeggen en geeft me af en toe wat tips. ‘Als je moeite hebt met ‘nee’ zeggen, blijf dan vaag en zeg iets als: leuk dat je hier mee komt of aan me denkt, maar het gaat me niet lukken.’ Nou dát kan ik dus al niet. In plaats van een simpele ‘nee’, kom ik altijd met tenminste drie (en meestal meer) redenen op de proppen waarom het écht niet kan. Als ik de school bel omdat één van de jongens een dagje thuis wil blijven om bij te komen, kakel ik dat hij ‘én hoest én niet geslapen én last van buikpijn heeft, maar nee geen koorts, dat niet…’ En intussen zit Thomas met zijn ogen te rollen; daar gaat ze weer. Sowieso hou ik niet van telefoneren, sterker nog: ik heb er een hekel aan. Maar als er een vriendin op mijn voice-mail staat, voel ik de druk om snel te reageren. Ik wil haar namelijk wel het gevoel geven dat ze belangrijk voor me is. Dus zit ik de halve avond aan de telefoon tegen de sacherijnige kop van Thomas aan te kijken omdat we eigenlijk samen een film zouden kijken. ‘Als je nee zegt, wijs je het verzoek af, niet de ander,’ zegt mijn vriendin, de expert. Maar wat ik in den beginne vol bewondering prees, irriteert me inmiddels behoorlijk. Zeker nu ze bijna volleerd meester in nee-zeggen is geworden. Meestal kleedt ze het in met: ‘je gaat het niet leuk vinden,’ of ‘je moet het niet persoonlijk opvatten, maar ik kan/kom/doe het niet.’ Maar iedere keer dat zij voor zichzelf kiest, voelt voor mij verdacht veel als een afwijzing. Moet opeens aan die opmerking van Guus Kuijer denken: ‘Ergernis is een mooie graadmeter; meestal betekent het dat het gedrag van de ander een of andere oorsprong in jezelf raakt. Het lijkt op iets waar jijzelf nog niet helemaal overheen bent gegroeid en wat je onder ogen moet zien.’ Mmm... ik geloof dat het kwartje begint te vallen. Dus als ik me erger aan het feit dat de mensen om mij heen steeds meer voor zichzelf kiezen, komt dat omdat het een kwaliteit is die ik zelf zou willen ontwikkelen… Het blijft een dilemma. Het zou zeker goed zijn om wat vaker voor mezelf te kiezen. Maar tegelijkertijd levert het een gevoel op dat ik liever niet aan een ander wil geven. Ik vraag me soms ook af hoe ‘natuurlijk’ het nieuwe ideaal is. Onze steeds individualistischer wordende maatschappij heeft ook een keerzijde: eenzaamheid. ‘Als je vergeet dat je onderdeel bent van het grotere geheel en vindt dat je alles zelf moet doen en oplossen kan je je soms onnodig alleen gaan voelen. Je mag best verlangen naar verbondenheid, het vormt de basis van ons bestaan,’ zegt acceptatie therapeut Gijs Jansen. Natuurlijk is de neiging om een ander te helpen gewoon evolutionair bepaald. Het is een overlevingsmechanisme uit de oertijd: hoe beter je in de groep lag, hoe groter de kans dat je de dertig zou halen. En laten we wel wezen, een beetje aardig zijn kan je ook vandaag de dag een hoop opleveren: hoe aardiger je wordt gevonden, hoe meer je wordt gegund. Zo bezien is er helemaal niet zoveel mis met het feit dat ik misschien ietsje te vaak ‘ja’ zeg. Ik moet er gewoon wat meer balans in zien te vinden. De volgende keer dat iemand mij iets vraagt, kijk ik of ik diep van binnen hulp wil bieden. Zo ja, dan doe ik dat, zonder schuldgevoel richting mezelf. Zo nee, dan probeer ik het verzoek op een elegante manier af te wimpelen. En wie weet is de helpaholic in mij dan op een dag verdwenen. We zullen zien. Achter het script: lees wat Emily denkt in scene 13 van aflevering 2 ‘Wij moeten écht een kinderslot installeren! Dat had ik natuurlijk allang moeten doen na dat gesprek met Liza. Ik zei tegen haar dat Remy klaagde dat al zijn vriendjes het over niets anders meer hadden dan 'seksen' en 'twerken'. (Toen ik Remy na die opmerking niet begrijpend had aan gekeken, begon hij ter verduidelijking met hitsige bewegingen tegen de billen van zijn broertje op te rijden. Ja, Miley Cyrus moest eens weten wat ze met haar twerkende kont in groep 5 teweeg heeft gebracht.) Ik stelde Remy voor een boek te kopen waarin alles over seks wordt uitgelegd, maar daar moest ie dus écht niets van weten. Wat mij weer een beetje verbaasde. Ik had op mijn achtste namelijk de hele afdeling seksuele voorlichting van onze bieb al van voor tot achter doorgespit. Nou, van gebrek aan belangstelling was bij Liza's zoon (net 8) ook geen sprake. 'Breek me de bek niet open’, begon ze. 'Wil ik iets opzoeken in de zoekgeschiedenis van mijn iPad, zie ik ineens dat hij allemaal hete filmpjes heeft zitten kijken. En niet één hè, maar echt een heleboel. Die was in één klap op de hoogte. Echt ALLES kwam langs!’ ‘Hoe heb je dat aangepakt?’ vroeg ik nieuwsgierig. ‘Nou,' zei Liza, ‘ik denk, ik confronteer hem maar gewoon. Dus ik vraag: wat is dit nou? Zegt ie: ja, ik wou de buurvrouw liken maar ik wist niet hoe dat moest. Dus heb ik het maar gegoogled. Had ie ‘buurvrouw likken’ opgeschreven. Nou, toen kon ik dus echt seksuele voorlichting gaan geven.’ Hoewel we er allebei hard om moesten lachen, vroeg ik me wel af wat dat me je doet als je acht bent. Zou ik het op die leeftijd hebben weggeklikt? Vast niet. Op mijn achtste keek ik ook wel eens stiekem in de Playboy (ik kan me de enorme bossen haar nog levendig herinneren. Sterker nog, ik kon niet wachten op mijn eerste schaamhaar. Ja, de tijden zijn veranderd). Maar dat was allemaal toch echt van een ander kaliber dan de hardcore porno foto's waar je tegenwoordig op de vreemdste momenten mee geconfronteerd wordt. Laatst nog, ik had me opgegeven om met een klein groepje kinderen op school een natuurtijdschrift te maken. De bijdehandste jongen koos voor een van de lelijkste dieren op aarde en wilde op mijn computer 'even wat plaatjes zoeken'. Gelukkig had ik de briljante ingeving eerst snel te checken wat de zoekterm 'naakte molrat' op zou leveren. De score: een vrouw die in haar eigen gezicht plaste en (om te grove woorden te vermijden) een hand die heel diep verdween in een gat waar dat niet voor bedoeld was... Was ik daar even de dans ontsprongen! Jongens, jongens, in wat voor wereld leven we als een onschuldige zoekterm als 'Sinterklaas' op YouTube pieten met dildo's oplevert en er bij 'Buurman en Buurman' twee malloten opduiken die er een vrolijke homo-erotische pornovariant van hebben gemaakt. Ja echt! Ik verzin het niet. Daar waren de kinderen van een van Sara's beste vriendinnen per ongeluk op gestuit. 'Oeioeioei buur, da's een mooi klokkenspel dat je daar hebt hangen. Dat mag wel eens gesmeerd worden! Zal ik effe helpen buur? A je to!' Leg dat maar eens uit aan je kind! Als je een kind hebt dat zelfstandig online mag, kun je er 'rustig' vanuit gaan dat hij of zij ook al eens porno is tegen gekomen. Ik las namelijk ergens dat uit onderzoek naar voren was gekomen dat dit geldt voor een derde(!!!) van de kinderen onder de tien. 'Gemiddeld’ komen kinderen op hun elfde in aanraking met keiharde porno. Wat voor beeld krijgt een kind van seks als dit zijn of haar eerste confrontatie ermee is? Om over het beeld van vrouwen maar te zwijgen, want laten we wel wezen de meeste filmpjes zijn nou niet bepaald vrouwvriendelijk. Je moet er toch niet aan denken dat ze denken dat dit de werkelijkheid is? 'Papa, sla jij mama ook met een grote dildo op haar billen als ze stout is? En vindt mama dat dan lekker?’ Vroegen ze dat maar... De meeste kinderen durven er echt niet over te beginnen hoor. Stond ook in dat onderzoek. Je schijnt dus beter iets te kunnen zeggen in de trant van: 'wel gek hè, wat je soms op het internet te zien krijgt. Zullen we er even over praten?' Maar dan nog, hoe maak je je kinderen in vredesnaam duidelijk dat porno een toneelstukje is en seks ook een andere kant heeft? Ik moet Remy écht als de sodemieter seksuele voorlichting gaan geven.' ______________________________ Inmiddels hebben we op de TV, iPad en computers een kinderslot geïnstalleerd, maar het gesprek is er nog steeds niet van gekomen. En Remy zit nu in groep 6 hè... Waarom stel ik het nou uit? Toen ik recentelijk onderstaand voorval meemaakte, kon ik mezelf wel voor mijn kop slaan. Dít had ik dus voor willen zijn:
Ik zit met de jongens op mijn laptop filmpjes van pratende dieren te kijken. Ja, dat vinden we leuk hier in huis. Met uitzondering van Thomas dan, want Remy (nu 10) en Jelmer (7) kunnen die pratende dieren tot gek makens toe imiteren. Met stip op nummer 1: ‘Oh Long Johnson,’ een pratende kat met hoog Godfather gehalte die zulke melkwaardige dingen uitkraamt dat zelfs Southpark er een episode aan gewijd heeft. De jongens schateren het uit. Dan moet ik van Jelmer het hondje op zoeken dat ‘I want my mama’ zegt. Ze zijn slap van het lachen. Aangespoord door zoveel vrolijkheid, zoek ik driftig naar meer grappige filmpjes. Ik typ in: funniest video's ever. In een hoek popt een reclame voor een sexfilmpje op met een naakte vrouw in een niets verhullende houding. Als de sodemieter klap ik de computer dicht, hopend dat de jongens het niet gezien hebben. IK: Het is mooi geweest. Jullie gaan slapen. JELMER: Dat is sexy toch? Die vrouw? REMY: Oh, maar dat heb ik al wel eens gezien hoor. IK (gealarmeerd): Oh ja? Waar dan? Remy is even stil. IK: Op YouTube? Remy knikt. IK: Met vriendjes? Remy schudt van nee. IK: Was het een filmpje met blote vrouwen? REMY: Nee (wacht even en zegt dan gewichtig) apen. Met apen. Ik begin te lachen. Dit antwoord had ik niet verwacht. REMY: Maar dat is toch hetzelfde? Die doen toch hetzelfde en zien er toch net zo uit als...? IK: Nou ik mag hopen van niet. Vrouwen zijn toch minder... Tot mijn stomme verbazing neemt Remy de houding van een aap aan (armen breed) en begint als een aap te lopen. IK: harig, wou ik zeggen. Wat was het geheim van Het Kleine Huis op de Prairie? Hoe kon zo’n ouderwetse serie in vredesnaam zo’n aantrekkingskracht op mij en mijn zusje uitoefenen? Zat het hem in de rust? In het romantische beeld van zo’n houten hutje waar je altijd buiten bent? Of in de wijze waarop iedereen voor elkaar op kwam in geval van nood. En er was nogal wat nood daar op die prairie: natuurgeweld, mislukte oogsten, een zusje dat blind werd, een baby die stierf... Mijn leven leek eind jaren ’80 lichtjaren verwijderd van dat van Laura Ingalls die met haar pioniersfamilie moest overleven in het Amerika van ca. 1870. Terwijl ik me druk maakte over neutronenbommen, zure regen en het feit dat ik net van mijn laatste zakgeld een Lolobal had gekocht, terwijl de volgende rage alweer zijn intrede had gedaan (waren het nou Troeliewoelies, de Cabbage Patch kids of regenboogkleurige traplopers?) had haar familie daadwerkelijk honger! En terwijl ik het met iedereen in mijn klas prima kon vinden, moest zij het stellen met prairie bitch Nellie Oleson (het jaren ‘80 equivalent van prins Joffrey uit Game of Thrones). Och verwende Nellie met haar pijpenkrullen. Wat konden we haar niet uitstaan.
Maar wat vrijheid betreft, leek mijn leven gek genoeg meer op dat van de kinderen op de prairie dan op dat van mijn eigen kinderen. En dat voelt vreemd. Remy (nu 10 jaar) kan zich ‘echt geen leven voorstellen zonder internet, iPad en met alleen een zwart-wit TV met maar drie kanalen. Saai!’ Toch vraag ik me soms af of dit wel de leukste tijd is om op te groeien. Ik las ergens dat een kind van nu in één dag net zoveel indrukken opdoet als iemand uit de Middeleeuwen in zijn hele leven. Daar zit ook een positieve kant aan natuurlijk, maar toch. Cabaretier, visionair en leeftijdsgenoot Ernst van der Pasch schreef in 2003 op 28 jarige leeftijd al een prachtige sketch over het tempo waarop de dingen veranderen. Kijken! Ik had dan misschien geen (spel)computer, maar wat een tijd hielden we over! Ik was altijd buiten. Weer of geen weer. Uren zat ik te zingen op een schommel of staarde ik naar zelf gevangen beestjes. Gewoon heerlijk niets doen, alleen maar zijn. Het hoorde bij het leven. Om de boel wat enerverender te maken, verzon ik zelf toneelstukken, maakten we van een oude schuur ons eigen museum en begon ik een natuurtijdschrift waar we maandelijks meer dan honderd exemplaren van verkochten. Creativiteit was noodzaak. Voor de Vrijdagmiddag Club mocht ik van mijn moeder zoveel vriendjes en vriendinnen meenemen als ik wilde en speelden we tot het donker werd in onze tuin of in het water rond de woonboot waar ik opgroeide. Vies worden was nooit een issue bij ons thuis. En met het risico dat ik nu klink als een oud besje dat roept dat vroeger alles beter was: hoe heerlijk waren die eindeloze middagen waarop je de buurt ging verkennen? Mijn ouders hadden driekwart van de tijd geen flauw idee waar ik uit hing. Op verjaardagen mochten wij tot diep in de nacht buiten stoepranden, voetballen of blikkie trap spelen, terwijl zij met vrienden aan de wijn zaten. Op mijn twaalfde had ik als oudste de verantwoordelijkheid over een groep van 14 kinderen waarvan de jongste vier was. En wij woonden aan het water, maar daar bleef je dan gewoon ‘vandaan’. Natuurlijk sniekten we een dichtgetimmerd huis binnen waar alle verdiepingen uit waren gesloopt. Het was ‘hart-stik-ke spannend joh’ om te kijken wie het hoogst op de trap durfde die in het niets eindigde. We genoten met volle teugen. Tegenwoordig zou je als ouder aangeklaagd worden als je je kinderen de risico's zou laten nemen die toen 'normaal' waren, maar iets meer vrijheid zou ik mijn kinderen best gunnen. Maar hoe? Remy en Jelmer mogen nog niet eens alleen door de stad fietsen, veel teveel risico met al die idioten in het verkeer. En waar zijn toch alle braakliggende terreintjes gebleven? Laatst had ik met vriendinnen afgesproken in het Veerkwartier, een hippe tent met zalige soep aan de Veerplas in Haarlem. Een van de zeldzame plekken in de buurt waar kinderen buiten kunnen rauschen, zodat je tenminste nog een echt gesprek kunt voeren. Alleen miezerde het een beetje. Nou ja een beetje, behoorlijk. Maar dat zou de pret niet moeten drukken toch? Daar dacht niet iedereen hetzelfde over. Toen we aankwamen, hadden twee vriendjes van Remy zich al achter de mobieltjes van hun moeders verschanst (wat werd gedoogd onder het motto ‘als ze maar rustig zijn’). De zoon van een vriendin die ook net aankwam, griste het mobieltje uit zijn moeders hand, ging naast de andere jongens zitten en was ook verdwenen, geestelijk dan. Ze deden me aan die aapjes denken: horen, zien en zwijgen. Remy wilde ook meedoen met de grote jongens en ik wilde geen spelbreker zijn. Dus ja, wat kun je anders? Schoorvoetend gaf ik toe: ‘heel even dan.’ Ik kon maar één ding denken: hoe kunnen we zo ver van de natuur verwijderd zijn geraakt? Als kinderen van tien de mobieltjes van hun moeder prefereren boven op avontuur gaan met elkaar? Twee uur later ging Remy er met één van de vriendjes toch op uit. Toen we naar huis wilden, waren ze onvindbaar. Zaten ze zielsgelukkig in de stromende regen tussen de bramen, modder tot hun oren. Als tegenwicht voor het stadsleven zou ik er vaker met ze op uit willen gaan: lekker de natuur in. Maar ja, er moet zoveel. In J/M Ouders stond: vroeger hádden ouders tijd, nu máken ze tijd. Toen mijn moeder overleed voelde ik dat ik zo niet verder wilde. Ik had een baan in Delft waarvoor ik ruim twee uur op en neer moest reizen. Dit moment was beslissend voor me: Ik had mijn jongste bij de crèche gedropt, geen tijd om voor te lezen natuurlijk, dus die begon hartverscheurend te huilen. Maar ja, ik moest en zou die vergadering halen. Vervolgens mijn oudste in het zicht van zijn klas ontredderd achtergelaten om totaal buiten adem die ‘fuck-trein’ te missen omdat die ‘kut-conducteur’ op de seconde precies besloot weg te rijden. Ik moest zó hard huilen dat er mensen op me afkwamen. 'Of het wel een beetje met me ging?' Nee dus! Dit wilde ik niet meer. Ik wilde een simpeler leven. Meer aandacht, meer ruimte, meer vrijheid, meer buiten. Misschien is dát wel de aantrekkingskracht van Het Kleine Huis. De aandacht voor alles, zelfs voor dingen die moeilijk en pijnlijk zijn. De rust. Niet geleefd worden, maar leven. |
EmilyFreelance schrijfster, getrouwd met haar jeugdliefde Thomas met wie ze twee zonen heeft; Remy en Jelmer. Plukt de dag en probeert zoveel mogelijk uit het leven te halen. Gaf een leuke baan op om te schrijven. Maar wat doet ze als het succes op zich laat wachten? Bekijkt het leven soms door een iets te roze bril. Archieven
December 2019
Eerdere blogs
Alles
Wil je ons volgen?Of ontvang tweewekelijks een update via Facebook
|