Wat was het geheim van Het Kleine Huis op de Prairie? Hoe kon zo’n ouderwetse serie in vredesnaam zo’n aantrekkingskracht op mij en mijn zusje uitoefenen? Zat het hem in de rust? In het romantische beeld van zo’n houten hutje waar je altijd buiten bent? Of in de wijze waarop iedereen voor elkaar op kwam in geval van nood. En er was nogal wat nood daar op die prairie: natuurgeweld, mislukte oogsten, een zusje dat blind werd, een baby die stierf... Mijn leven leek eind jaren ’80 lichtjaren verwijderd van dat van Laura Ingalls die met haar pioniersfamilie moest overleven in het Amerika van ca. 1870. Terwijl ik me druk maakte over neutronenbommen, zure regen en het feit dat ik net van mijn laatste zakgeld een Lolobal had gekocht, terwijl de volgende rage alweer zijn intrede had gedaan (waren het nou Troeliewoelies, de Cabbage Patch kids of regenboogkleurige traplopers?) had haar familie daadwerkelijk honger! En terwijl ik het met iedereen in mijn klas prima kon vinden, moest zij het stellen met prairie bitch Nellie Oleson (het jaren ‘80 equivalent van prins Joffrey uit Game of Thrones). Och verwende Nellie met haar pijpenkrullen. Wat konden we haar niet uitstaan.
Maar wat vrijheid betreft, leek mijn leven gek genoeg meer op dat van de kinderen op de prairie dan op dat van mijn eigen kinderen. En dat voelt vreemd. Remy (nu 10 jaar) kan zich ‘echt geen leven voorstellen zonder internet, iPad en met alleen een zwart-wit TV met maar drie kanalen. Saai!’ Toch vraag ik me soms af of dit wel de leukste tijd is om op te groeien. Ik las ergens dat een kind van nu in één dag net zoveel indrukken opdoet als iemand uit de Middeleeuwen in zijn hele leven. Daar zit ook een positieve kant aan natuurlijk, maar toch. Cabaretier, visionair en leeftijdsgenoot Ernst van der Pasch schreef in 2003 op 28 jarige leeftijd al een prachtige sketch over het tempo waarop de dingen veranderen. Kijken! Ik had dan misschien geen (spel)computer, maar wat een tijd hielden we over! Ik was altijd buiten. Weer of geen weer. Uren zat ik te zingen op een schommel of staarde ik naar zelf gevangen beestjes. Gewoon heerlijk niets doen, alleen maar zijn. Het hoorde bij het leven. Om de boel wat enerverender te maken, verzon ik zelf toneelstukken, maakten we van een oude schuur ons eigen museum en begon ik een natuurtijdschrift waar we maandelijks meer dan honderd exemplaren van verkochten. Creativiteit was noodzaak. Voor de Vrijdagmiddag Club mocht ik van mijn moeder zoveel vriendjes en vriendinnen meenemen als ik wilde en speelden we tot het donker werd in onze tuin of in het water rond de woonboot waar ik opgroeide. Vies worden was nooit een issue bij ons thuis. En met het risico dat ik nu klink als een oud besje dat roept dat vroeger alles beter was: hoe heerlijk waren die eindeloze middagen waarop je de buurt ging verkennen? Mijn ouders hadden driekwart van de tijd geen flauw idee waar ik uit hing. Op verjaardagen mochten wij tot diep in de nacht buiten stoepranden, voetballen of blikkie trap spelen, terwijl zij met vrienden aan de wijn zaten. Op mijn twaalfde had ik als oudste de verantwoordelijkheid over een groep van 14 kinderen waarvan de jongste vier was. En wij woonden aan het water, maar daar bleef je dan gewoon ‘vandaan’. Natuurlijk sniekten we een dichtgetimmerd huis binnen waar alle verdiepingen uit waren gesloopt. Het was ‘hart-stik-ke spannend joh’ om te kijken wie het hoogst op de trap durfde die in het niets eindigde. We genoten met volle teugen. Tegenwoordig zou je als ouder aangeklaagd worden als je je kinderen de risico's zou laten nemen die toen 'normaal' waren, maar iets meer vrijheid zou ik mijn kinderen best gunnen. Maar hoe? Remy en Jelmer mogen nog niet eens alleen door de stad fietsen, veel teveel risico met al die idioten in het verkeer. En waar zijn toch alle braakliggende terreintjes gebleven? Laatst had ik met vriendinnen afgesproken in het Veerkwartier, een hippe tent met zalige soep aan de Veerplas in Haarlem. Een van de zeldzame plekken in de buurt waar kinderen buiten kunnen rauschen, zodat je tenminste nog een echt gesprek kunt voeren. Alleen miezerde het een beetje. Nou ja een beetje, behoorlijk. Maar dat zou de pret niet moeten drukken toch? Daar dacht niet iedereen hetzelfde over. Toen we aankwamen, hadden twee vriendjes van Remy zich al achter de mobieltjes van hun moeders verschanst (wat werd gedoogd onder het motto ‘als ze maar rustig zijn’). De zoon van een vriendin die ook net aankwam, griste het mobieltje uit zijn moeders hand, ging naast de andere jongens zitten en was ook verdwenen, geestelijk dan. Ze deden me aan die aapjes denken: horen, zien en zwijgen. Remy wilde ook meedoen met de grote jongens en ik wilde geen spelbreker zijn. Dus ja, wat kun je anders? Schoorvoetend gaf ik toe: ‘heel even dan.’ Ik kon maar één ding denken: hoe kunnen we zo ver van de natuur verwijderd zijn geraakt? Als kinderen van tien de mobieltjes van hun moeder prefereren boven op avontuur gaan met elkaar? Twee uur later ging Remy er met één van de vriendjes toch op uit. Toen we naar huis wilden, waren ze onvindbaar. Zaten ze zielsgelukkig in de stromende regen tussen de bramen, modder tot hun oren. Als tegenwicht voor het stadsleven zou ik er vaker met ze op uit willen gaan: lekker de natuur in. Maar ja, er moet zoveel. In J/M Ouders stond: vroeger hádden ouders tijd, nu máken ze tijd. Toen mijn moeder overleed voelde ik dat ik zo niet verder wilde. Ik had een baan in Delft waarvoor ik ruim twee uur op en neer moest reizen. Dit moment was beslissend voor me: Ik had mijn jongste bij de crèche gedropt, geen tijd om voor te lezen natuurlijk, dus die begon hartverscheurend te huilen. Maar ja, ik moest en zou die vergadering halen. Vervolgens mijn oudste in het zicht van zijn klas ontredderd achtergelaten om totaal buiten adem die ‘fuck-trein’ te missen omdat die ‘kut-conducteur’ op de seconde precies besloot weg te rijden. Ik moest zó hard huilen dat er mensen op me afkwamen. 'Of het wel een beetje met me ging?' Nee dus! Dit wilde ik niet meer. Ik wilde een simpeler leven. Meer aandacht, meer ruimte, meer vrijheid, meer buiten. Misschien is dát wel de aantrekkingskracht van Het Kleine Huis. De aandacht voor alles, zelfs voor dingen die moeilijk en pijnlijk zijn. De rust. Niet geleefd worden, maar leven. |
EmilyFreelance schrijfster, getrouwd met haar jeugdliefde Thomas met wie ze twee zonen heeft; Remy en Jelmer. Plukt de dag en probeert zoveel mogelijk uit het leven te halen. Gaf een leuke baan op om te schrijven. Maar wat doet ze als het succes op zich laat wachten? Bekijkt het leven soms door een iets te roze bril. Archieven
December 2019
Eerdere blogs
Alles
Wil je ons volgen?Of ontvang tweewekelijks een update via Facebook
|